donderdag 19 mei 2011

Harm-Jan van Dam wint vertaalprijs bij wedstrijd 'Nederland Vertaalt'

Op 6 maart werden de Martinus Nijhoffprijzen 2010 en 2011 uitgereikt in het Amsterdamse Muziekgebouw aan 't IJ. De Martinus Nijhoffprijs is de belangrijkste prijs voor vertalers in het Nederlandse taalgebied en wordt toegekend door het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Voor het eerst organiseerde het Cultuurfonds op de dag van de prijsuitreiking de vertaalmanifestatie Nederland Vertaalt. Op het programma stonden workshops en optredens rond het thema ‘vertalen’.

Het Fonds had, samen met de Volkskrant, ook een vertaalwedstrijd uitgeschreven: het ging om songteksten in het Engels, Frans en Duits, en in de twee talen van de Nijhoffprijswinnaars, het Afrikaans en het Latijn. Het vertaalde resultaat moest in elk geval zingbaar zijn. Nu is het niet zo makkelijk om een Latijnse song te vinden waarbij je direct de melodie in je hoofd hoort, zoals dat wel gaat bij het onsterfelijke House in New Orleans. De jury had gekozen voor een lied uit de Carmina Burana, een verzameling gevarieerde middeleeuwse gedichten, en wel het bekende lied van de gebraden zwaan. Dit is te beluisteren in ‘oorspronkelijke’ uitvoeringen, gebaseerd op de middeleeuwse muzieknoten in het handschrift, en als onderdeel van de befaamde Carmina Burana van de Duitse componist Carl Orff (1895-1982). 

Twee weken voor 6 maart nomineerden de vijf jury’s voor elke taal vijf vertalingen. Op de dag zelf werden de winnaars bekendgemaakt. VU-docent Latijn Harm-Jan van Dam bleek de aansporing ter harte te hebben genomen die hem als fraaie bundel bij zijn zestigste verjaardag door studenten en collega’s was aangeboden, getiteld Vertaaldt. Hij bleek de prijswinnaar bij Latijn, waar 101 vertalingen waren ingestuurd. De inzendingen bleven strikt anoniem tot de jury’s hun keuzes bepaald hadden. Gelukkig maar, want de jury voor Latijn bestond uit Van Dams naaste collega’s van Latijn van Nijmegen, UvA en VU-docente Mieke Koenen.
De website Nederland Vertaalt, waar alle genomineerde vertalingen te lezen waren, is helaas uit de lucht. Hier volgt de vertaling van Harm-Jan van Dam, die volgens de auteur zelf lang niet volmaakt is, en, zoals alle vertalingen, niet DE maar EEN vertaling.


Olim lacus colueram,
olim pulcher extiteram,
dum cignus ego fueram.

Miser, miser!
Modo niger
et ustus fortiter!

Girat, regirat garcifer;
me rogus urit fortiter:
propinat me nunc dapifer,

Miser, miser!
Modo niger
et ustus fortiter!

Nunc in scutella iaceo,
et volitare nequeo
dentes frendentes video:

Miser, miser!
Modo niger
et ustus fortiter!

Ooit zwom ik op het zwanenmeer,
ooit dreef ik sierlijk heen en weer,
nu ben ik dood, dat kan niet meer.

Dood en verraden,
dood en gebraden
en zwart geblakerd

De koksmaat draait en draait aan ‘t spit
het vuur brandt me zo zwart als git
de obers staan al in ’t gelid.

Dood en verraden,
dood en gebraden
en zwart geblakerd

Kijk mij hier nu als pronkstuk staan,
ik arme vleugellamme zwaan
zie grage kaken opengaan.

Dood en verraden,
dood en gebraden
en zwart geblakerd

maandag 16 mei 2011

Alumninieuwsbrief GLTC

Bent u alumnus van de opleiding Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde/ GLTC of heeft u Oudheidkunde met Latijn en/of Grieks gestudeerd en wilt u betrokken blijven bij de opleiding? Dan kunt u zich aanmelden voor de alumni-nieuwsbrief GLTC. Hierin kunt u lezen over het onderzoek van docenten en promovendi, activiteiten voor middelbare scholieren, bijzondere colleges voor studenten, nieuws van Koinon, de studievereniging voor Oudheidstudies aan de VU, en meer.


28 juni: verdediging proefschrift Paula Rose

De afgelopen jaren heb ik naast mijn werk als lerares klassieke talen gewerkt aan een proefschrift. Op dinsdag 28 juni aanstaande, om 13.45 uur, zal de verdediging plaatsvinden in de aula van de VU.
Het proefschrift bevat een commentaar op de tekst De cura pro mortuis gerenda van Aurelius Augustinus. Deze tekst, waarschijnlijk geschreven tussen 421 en 424, schreef Augustinus voor zijn collega Paulinus, bisschop van Nola. Het geschrift draait om de vraag of het zin heeft om doden ad sanctos te begraven. In de ogen van veel christenen uit de tijd van Augustinus bood de heilige de overige doden bescherming. Zo liet Paulinus verschillende mensen begraven bij het graf van Felix, een plaatselijke Nolaanse heilige. Op de foto is de natuurstenen overkapping boven het graf van Felix te zien in de huidige situatie in Cimitile, het dorp dat is ontstaan rondom de antieke basilica’s van Nola.
Graf van Felix van Nola
Op het eerste gezicht lijkt De cura pro mortuis gerenda over twee verschillende onderwerpen te gaan. In het eerste gedeelte van De cura pro mortuis gerenda bespreekt Augustinus het onderwerp dat hij heeft aangekondigd. Hij legt uit dat begraven op zich, en ook het begraven ad sanctos, slechts een betrekkelijke waarde heeft. Het is een plicht van medemenselijkheid om doden te begraven, en christenen getuigen van hun geloof in wederopstanding van het lichaam wanneer zij hun doden een goed verzorgde begrafenis geven. Maar begraven is niet noodzakelijk voor de zielenrust van de gestorvene, ook al beweren sommigen van wel, zoals Vergilius in het zesde boek van de Aeneis. Voor Augustinus is de specifieke plaats waar iemand begraven ligt niet zozeer van belang. Wel hecht hij veel waarde aan de rituelen die afzonderlijke gelovigen of de kerk als gemeenschap uitvoert ter nagedachtenis aan de gestorvenen, zoals de voorbede voor de doden. De aanwezigheid van het grafmonument van een martelaar nabij het graf van de geliefde dode kan voor de nabestaanden dienen als geheugensteun.
Halverwege het geschrift lijkt Augustinus over te stappen op een ander onderwerp en vertelt hij een aantal verhalen over dromen waarin doden en levenden verschijnen. In de bestaande literatuur over De cura pro mortuis gerenda lijkt men met deze overstap niet goed raad te weten. De droomverhalen worden beschouwd als uitweiding, de overstap wordt als breuk in de thematiek of als associatief verband gezien. Maar nauwkeurige bestudering van de verhalen in De cura maakt duidelijk dat de droomverhalen een essentiële rol spelen in Augustinus’ betoog. Dit blijkt niet alleen uit de inhoud van de verhalen, maar ook uit de manier waarop ze worden verteld. Aan de hand van verschillende benaderingen van verhalende teksten, zoals bijvoorbeeld de narratologie, leg ik in mijn proefschrift uit hoe de verteller in De cura zijn narratieve materiaal gebruikt als argument in zijn betoog. Door de volgorde van de gebeurtenissen te veranderen of de climax in een verhaal te verleggen komt het accent te liggen op dat gedeelte van het verhaal dat precies aansluit bij het overkoepelende betoog. Om duidelijk te maken hoe deze verhalen passen binnen het grotere geheel van de betogende tekst heb ik ook gekeken naar de talige middelen die de auteur inzet om zijn betoog structuur en samenhang te geven, zoals woordvolgorde, partikels die de tekststructuur markeren, partikels die iets duidelijk maken over de interactie tussen auteur en lezer, en de afwisseling van tijden en wijzen van het werkwoord.
Deze gecombineerde benadering blijkt het mogelijk te maken om De cura pro mortuis gerenda te interpreteren als een samenhangende tekst met een weldoordachte structuur, waarin een afgeronde boodschap met behulp van een scala aan persuasieve middelen aan de lezer wordt overgedragen. De werkwijze die ik tijdens mijn promotieonderzoek heb gevolgd kan ook nieuw licht werpen op andere passages binnen het werk van Augustinus. Meer in het algemeen biedt deze benadering het voordeel dat begrippen en frasen in een tekst niet als losse elementen worden bestudeerd of zelfs uit hun verband worden gehaald, maar betekenis krijgen in de samenhang van de gehele tekst. Deze leeswijze biedt perspectief op nieuwe interpretaties, ook van teksten die groter en invloedrijker zijn dan De cura pro mortuis gerenda.

Paula Rose

woensdag 4 mei 2011

Toeval bestaat niet : de wording van de nieuwe Epictetusvertaling

Toen ik in 1986 mijn proefschrift over de overlevering van de tekst van Plato’s Politeia voltooid had, vond ik dat ik tijd had om puur voor mijn plezier teksten te gaan lezen. Toevallig had ik via een antiquariaat een oude Didot-uitgave gekocht met daarin teksten van Epictetus en enkele andere filosofen. Van Epictetus had ik wel eens gehoord dat hij het Encheiridion had geschreven, en dat sloeg ik dus op. Maar ik begreep er niets van. Gelukkig bood de vertaling in Oldfathers Loeb-uitgave uitkomst. 
            Toen ik Oldfathers voorwoord op het Encheiridion las, zag ik tot mijn verbazing dat de meest recente editie van deze tekst uit het jaar 1798 stamde. Oldfather meldde dat dit vooral kwam door de enorm ingewikkelde overlevering. Dat liet ik me geen twee keer zeggen! Gewapend met de onder leiding van Dick Schenkeveld en Siem Slings verworven vaardigheden in het onderzoek naar tekstoverlevering begon ik vol goede moed aan het verzamelen en bestuderen van het materiaal. In 1999 is mijn editie met beschrijving van de overlevering uiteindelijk bij Brill verschenen, in 2007 gevolgd door een uitgave van alleen de tekst bij Teubner.
            Maar mijn toevallige ontmoeting met Epictetus in 1986 had nog meer gevolgen. Door mijn werk aan de editie kwam ik (wederom toevallig) in contact met Paul Oskar Kristeller, de godfather van de Renaissancestudies. Hij vroeg me of ik het artikel “Epictetus” voor de Catalogus Translationum et Commentariorum wilde schrijven (zie mijn artikel “Epictetus in de 15e en 16e eeuw - Over de Catalogus Translationum et Commentariorum”, Lampas 38 (2005), 65-80). Omdat de leidinggevenden van dit project met een griezelig perfectionisme behept zijn, duurde het tot dit voorjaar voordat deel 9, met daarin mijn stuk over Epictetus, ook inderdaad in druk verscheen.
            Alle goede dingen komen in drieën. Piet Gerbrandy, die ik toevallig had leren kennen bij het maken van een examenbundel Plato 1998, vroeg me of ik voor zijn boek De mens is een dier dat kan denken, Amsterdam 2001, een College van Epictetus wilde vertalen. Een paar jaar later vroeg Carlos Steel, hoogleraar antieke filosofie in Leuven, me toevallig of ik nog een complete vertaling wilde gaan maken: hij had behoefte aan een vertaling van College 4.1 (meteen de langste van allemaal). Nu had ik de smaak te pakken. In verloren uren vertaalde ik af en toe een college, maar echt opschieten deed het niet. Bij toeval leerde ik Rob Brouwer kennen; we kwamen te spreken over onze bezigheden en ik vertelde onder andere over het vertaalwerk dat niet opschoot. Ervaren vertaler als hij is, bood Rob aan mee te gaan werken, een aanbod dat ik met graagte aanvaardde.
            Op 14 april was het dan zo ver: in de week van de klassieken lag Epictetus: Verzameld werk in de winkels. Omdat de uitgeverij niet veel haast maakte met het verzenden van presentexemplaren, ging ik na een paar dagen maar in de winkel zelf een exemplaar aanschaffen. Met een blijde lach op het gezicht bladerde ik het boek door, om na enkele tientallen seconden te ontdekken dat ik een misdruk in handen had gekregen: er ontbrak een compleet katern! “Ja, dat komt in elke drukgang wel een paar keer voor”, meldde de uitgever toen ik hem hierover mailde. En een van die misdrukken had ik in handen gekregen. Toevallig hè? Heeft u al gezien hoe vaak het woord “toeval” in dit stukje voorkomt? Langzamerhand kreeg ik wat moeite in toeval te blijven geloven. Het Noodlot had er natuurlijk voor gezorgd dat ik die misdruk in handen kreeg, om te testen of ik de door Epictetus gepropageerde apatheia wel in voldoende mate geïnternaliseerd had. Gelukkig bleek ik na 25 jaar contact met deze sympathieke filosoof te slagen voor dit examen. Ik heb niet geschreeuwd en getierd: gewoon even terug naar de boekhandel, en daar een nieuw exemplaar gekregen.
            Als u ook zo’n cursus mindfulness wilt volgen, weet u wat u te doen staat: Epictetus lezen! Liefst in het Grieks natuurlijk, maar het kan nu ook in een Nederlandse vertaling.

Gerard Boter

maandag 2 mei 2011

Ervaringen van een promovendus in Oxford

Op 1 april stapte ik beladen met bagage en vermoeid na een lange treinreis op het perron van Oxford Station; mijn buitenlandse avontuur was begonnen. Zoals menig promovendus leek het ook mij leuk en verstandig wat internationale ervaring op te doen, en Oxford is daarvoor een zeer geschikte plek. Tijdens mijn verblijf hier van drie maanden werk ik aan mijn proefschrift (een commentaar op het 13e boek van het epos Punica van Silius Italicus). Mijn thuisbasis is een groot internationaal huis – ik kan niet zeggen studentenhuis, want naast studenten en promovendi lopen hier ook genoeg doctoren rond, en men komt van over de hele wereld (Noorwegen, Libanon, Taiwan, Colombia en een behoorlijk aantal uit India, om maar enkele landen te noemen).
Er heerst in deze stad een uitstekend werkklimaat; iedereen werkt er hard, wat het gemakkelijker maakt om zelf ook veel uren te maken en bladzijden te schrijven. Iedere dag weer een lastige beslissing: naar welke bibliotheek zal ik nu weer gaan? (Ik heb me laten vertellen dat er zo’n 100 zijn.) Ik heb plechtig, voor de camera, in het Nederlands, moeten beloven dat ik niets van de collectie zal beschadigen, bekrassen of verdonkeremanen; in ruil daarvoor heb ik een pasje gekregen dat mij toegang biedt tot de meeste gebouwen en boeken. Bijna alles wat ik zou kunnen willen raadplegen is hier aanwezig, en het meeste daarvan ook nog zo op de planken op één of meerdere van de locaties; en het centrum is niet groot, dus alles is dicht bij elkaar. Soms ga ik naar de grote leeszalen van de beroemde Bodleian Library, de overkoepelende bibliotheek hier, waar lange kastenwanden de bezoeker imponeren. Meestal ga ik echter naar de kleinere, ronde, Sackler, grotendeels gespecialiseerd in de klassieken, waar meer dan driekwart van wat ik nodig heb te vinden is. Heel anders dan de strakke statigheid van deze gebouwen is de charme van het oude college waaraan ik verbonden ben, het Corpus Christi College, waar tussen de prachtige historische boekenkasten nog een glimp op te vangen is van de kapel.
Wanneer de maand mei aanbreekt, start ook de laatste ‘term’ van dit jaar en is het met de aanwezigheid van alle studenten duidelijker drukker. Op diverse plekken worden lezingen gehouden die ik kan bijwonen. Dit is een mooi seizoen om hier te zijn; het weer is aangenamer (dit jaar zelfs buitengewoon goed, net als in Nederland), wat ook iedereen vrolijker lijkt te maken, en uitnodigt tot activiteiten in de groene omgeving van Oxford. Ik heb nu ook iets kunnen meemaken van de gekte rond de Royal Wedding (het zorgde er echter wel voor dat ik niet veel meekreeg van gebeurtenissen in de rest van de wereld – de kranten schreven over bijna niets anders). Oxford is een inspirerende stad; ik kan iedereen aanraden hier ook eens te komen voor een langer of korter verblijf.
Michiel van der Keur
Persoonlijke pagina Michiel van der Keur

Zomerschool Klassieken 2011


Van 15 t/m 20 augustus 2011 vindt weer de jaarlijkse Zomerschool Klassieken plaats. Deze zomerschool is bedoeld voor iedereen (scholieren, studenten en andere belangstellenden) die het leuk vindt klassieke literatuur in de originele taal te lezen. Gedurende deze zes dagen lezen de deelnemers Griekse en Latijnse auteurs onder begeleiding van docenten van de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Er is keuze uit allerlei verschillende auteurs. Zo komen bijvoorbeeld de eindexamenauteurs aan bod, maar er is juist ook aandacht voor auteurs die op school of tijdens een studie GLTC niet vaak op het programma staan. Naast deze lectuurcolleges worden er ook facultatieve grammaticacolleges aangeboden.

De cursussen worden aangeboden op twee verschillende niveau’s. Bij de lees- en grammaticacolleges zit je dus in een groep met zomerscholieren met hetzelfde niveau.

Niveau 1: leescolleges en grammaticacolleges op niveau 5/6 VWO. Een basiskennis van de schoolgrammatica van het Grieks en/of Latijn wordt verondersteld.
Niveau 2: leescolleges en syntaxiscolleges voor studenten Grieks en Latijn.

Nieuw dit jaar is een intensieve cursus Latijn voor beginners, bedoeld voor aankomende studenten GLTC die (zo goed als) geen Latijn kennen. Het einddoel van de cursus is het niveau na de vierde klas gymnasium. Ook andere belangstellenden zijn van harte welkom voor deze cursus.

Tussen de colleges door is er tijd om voor te bereiden en ook ’s avonds is het programma gevuld. Zo geeft dit jaar Prof. Irene de Jong een lezing over Homerus (volgend jaar eindexamenauteur).
Naast het educatieve gedeelte is er genoeg gelegenheid om te ontspannen en in een zomerse sfeer nieuwe mensen te leren kennen en ervaringen uit te wisselen. Er is een openingsactiviteit, een grote picknick en een slotborrel en er is mogelijkheid om te sporten. Voor foto’s van het voetbal en volleybal van afgelopen jaar, klik hier. De deelnemers ontvangen aan het eind van de school een diploma.

Scholieren die ver moeten reizen kunnen, tegen een kleine extra betaling, overnachten in een jeugdhotel in het centrum van Amsterdam. Inschrijven kan tot vrijdag 9 juli. Kijk voor meer informatie op de website van de Zomerschool Klassieken


Traduttore traditore?

Acht april 2011, zomaar een vrijdagmiddag in de lente: buiten zon en ontspanning, binnen zweet en concentratie. Zo'n zeventig leerlingen van de Amsterdamse gymnasia strijden, slechts gewapend met pen, papier en een woordenboek, om twee wisselbekers van blinkend zilver. Ze hebben zich over de klapstoeltjes van een reusachtige collegezaal van de VU verspreid en doen mee aan de jaarlijkse vertaalwedstrijd Grieks en Latijn, georganiseerd door het Nederlands Klassiek Verbond. Zij laten hun creativiteit los op een passage uit Claudianus' Roof van Proserpina (II, 277-293), waarin Pluto de lieflijke schoonheid van de onderwereld voor Proserpina  beschrijft, of op een passage uit Plato's Republiek (329a1-c5), waarin Sokrates aan Kephalos vraagt hoe ouderdom met lichamelijke liefde te rijmen valt. Niemand heeft tijd om op te kijken en als na anderhalf uur het hora est klinkt, zijn velen nog druk aan het schrijven. Eenmaal buiten, nemen sommigen deel aan een rondleiding naar de Zuidas, anderen strijken neer op het terras op de campus. Nu is het wachten op de jury, die gaat uitmaken wie dit jaar de bekers verdienen, en wie de tweede en derde prijs in de wacht slepen.
Wij, de jury (Rodie Risselada (UvA) en  Suzanne Adema (VU) voor Latijn, Mathieu de Bakker (UvA) en ondergetekende voor Grieks), trekken ons ondertussen terug in een van de kamers op de 9e verdieping. Wij nemen de fakkel van de inspanning over en hebben de taak om alle vertalingen stuk voor stuk te wegen. Er zijn er opvallend genoeg meer voor Grieks dan voor Latijn, terwijl de verhouding bij het eindexamen precies andersom ligt. Met z'n vieren om een grote tafel gezeten volbrengen wij koortsachtig onze taak. We leiden elkaar voortdurend af met vertalersvondsten, -vrijheden of -fouten. Vooral het stuk van Plato leent zich voor veel gelach. Oude mannen die praten over … tsja hoe vertaal je nu tafrodisia? De meeste leerlingen kiezen voor 'zinnelijke liefde', want dat is wat het woordenboek suggereert, maar dat vinden wij aan de preutse kant. Een enkeling waagt zich gelukkig aan 'sex'. Waar aan de dichter Sophokles op hoge leeftijd wordt gevraagd: eti hoios te ei gunaiki sugginesthai? leest één leerling per ongeluk niet hoios maar oios ('alleen') en vertaalt de zin dus heel vlot met 'Sokrates, ben jij nog single?', terwijl het voor een andere leerling in deze dialoog duidelijk meer om de kwaliteit dan de kwantiteit gaat: 'Sokrates, hoe heb jij sex met je vrouw?' Alle leerlingen hebben in ieder geval hun best gedaan om zo goed mogelijk te vertalen, en een paar hebben zich voorzichtig aan méér gewaagd en daarbij soms een klein beetje verraad durven plegen –  zij zijn het dan ook die in de prijzen vallen.
Na een kleine anderhalf uur lopen wij met rode wangen de collegezaal weer in, waar wij ons iudicium publiekelijk verwoorden. Duidelijk wordt dat het Vossius Gymnasium die blinkend zilveren wisselbekers dit jaar opnieuw mee mag nemen. Voor Grieks zijn de winnaars (1) David Cohen (Vossius Gymnasium en tevens winnaar voor Latijn in 2010), (2) Ozair Abawi (Vossius Gymnasium) en (3) Adri Wessel (Cygnusgymnasium); voor Latijn (1) Marieke Vinkenoog (Vossius Gymnasium), (2) Laura Vetter (Vierde Gymnasium) en (3) Isabelle van der Velpen (Vossius Gymnasium). De winnaars krijgen boeken, met daarbij de CD  'Een nieuw stralend lied zal ik zingen', met vertalingen door Piet Schrijvers van Vergilius, Horatius en Lucretius, voorgedragen door Jeroen Willems - speciaal door onze collega Mieke Koenen (VU)  aangeboden.
Nieuwsgierig naar de vertalingen van de winnaars? Het NKV zet die binnenkort op www.nkv.nl

Emilie van Opstall

Promotie van Josine Schrickx

Op 24 febr. jl. heeft Josine Schrickx haar proefschrift met de titel "Lateinische epistemische Partikeln. Nempe, quippe, scilicet, videlicet und nimirum" met succes aan de VU verdedigd. De promotor was Caroline Kroon. Dit proefschrift behandelt een groep Latijnse woorden die in woordenboeken vaak met ‘natuurlijk’ en ‘namelijk’ worden vertaald. Door bestudering van een groot corpus van Latijnse teksten en vergelijkende onderzoeken met equivalenten in het Engels en Nederlands blijken er tussen deze Latijnse woorden echter grote verschillen te zijn. Zo drukt scilicet uit dat iets vanzelfsprekend is, waardoor het  goed kan worden vergeleken met het Engelse ‘of course’. Videlicet geeft aan dat iets duidelijk of evident is en kan vergeleken worden met het Engelse ‘certainly’. Ook de Latijnse woorden nempe, quippe en nimirum blijken alle een eigen, specifieke functie te vervullen. De resultaten van dit onderzoek helpen weer de moderne equivalenten beter te kunnen omschrijven en wijzen op universele eigenschappen van talen. Bovendien levert dit proefschrift een nuttige bijdrage aan de Thesaurus linguae Latinae, waar Josine Schrickx nu met ondersteuning van het NWO en de VU werkzaam is.

Marco van der Schuur wint Romanitas Scriptieprijs 2011

Op vrijdag 28 januari 2011 is tijdens de landelijke Latinistendag voor de twaalfde maal de Romanitasprijs uitgereikt. Deze prijs wordt om het jaar toegekend aan de beste Nederlandse Master-scriptie over een onderwerp uit de Latijnse taal- en letterkunde tot 600 nC. De prijs bestaat uit een geldbedrag van 1000 euro, door de winnaar te besteden aan zijn onderzoek. Dit bedrag is ter beschikking gesteld door de vijf Nederlandse universiteiten met een opleiding GLTC (samen voor 3/4) en door de Vereniging Classici Nederland (voor 1/4). Daarnaast krijgt de winnaar de gelegenheid om zijn scriptie in bewerkte vorm te publiceren in Lampas, tijdschrift voor classici.
            Over de jaren 2008-2009 en 2009-2010 was een viertal scripties voorgedragen door de hoogleraren Latijn van UvA, VU, RU en UL. De jury bestond ditmaal uit drie buitenlandse leden en een Nederlands lid: prof. dr L. Isebaert (Université Catholique de Louvain), prof. dr F. Heberlein (KU Eichstätt-Ingolstadt), prof. dr W. Verbaal (Universiteit Gent) en prof. dr D. den Hengst (emeritus hoogleraar Latijn UvA). De logistieke ondersteuning is verzorgd door prof. dr Caroline Kroon en dr Mieke Koenen van de Vrije Universiteit Amsterdam.
            De prijs werd toegekend aan Marco van der Schuur (Vrije Universiteit Amsterdam, begeleider dr H.J. van Dam) voor zijn Master-scriptie, getiteld: ‘Sins of the Fathers. Ovid, Seneca and Statius on history, repetition and going on in Argos and Thebes’. Zij behelst een analyse van het thema ‘Thebe’ in een aantal Latijnse dichtwerken, vanuit een algemeen- literatuurwetenschappelijke invalshoek waarin intertekstualiteit en (meta-)poetica een belangrijke rol spelen. Marco van der Schuur is sinds september 2010 werkzaam als aio bij de afdeling GLTC in Groningen.