donderdag 19 april 2012

Huwelijksaanzoeken van begerende griezels

Verslag van de vertaalwedstrijd van het Amsterdamse NKV

Op vrijdag dertien april hebben ongeveer 45 leerlingen van Amsterdamse gymnasia meegedaan aan de vertaalwedstrijd van de Amsterdamse afdeling van het Nederlands Klassiek Verbond. Zoals altijd bestond de jury uit afgevaardigden van de Universiteit van Amsterdam en van de Vrije Universiteit. De juryleden namens de UvA waren Niels Koopman (Latijn) en Paul van Uum (Grieks). Namens de VU waren Gerard Boter (Grieks) en Suzanne Adema (Latijn) afgevaardigd. De winnaar bij Latijn was Ruben Homan (Vossius Gymnasium) en bij Grieks Ivo de Klerk (Barlaeusgymnasium).

In de weken voorafgaand aan de wedstrijd moesten wij als jury het belangrijkste deel van ons werk al leveren. Een mooi stukje Latijn en Grieks. Niet te makkelijk te vertalen moest het zijn, omdat er een wisselbokaal, prijzen en de eer op het spel stonden. Te moeilijk mocht ook niet, want er moest nog wel wat van te maken zijn door leerlingen van 5 en 6 gym. Als kinderen in een snoepwinkel kozen we twee maal ongeveer vijftien regels uit de hele Latijnse en Griekse literatuur. De Griekse vertaling werd gevonden in Euripides’ Trojaanse vrouwen (919-937), de Latijnse vertaling bestond uit een stukje uit het Lucretia-verhaal in de Fasti van Ovidius (2.792-806).

Op de dag van de wedstrijd kwamen we om vijf voor drie binnen in het lokaal waar de leerlingen al bijna twee uur aan het vertalen waren. De leerlingen hadden toen nog vijf minuten en zaten, zoals dat hoort, met rode wangen van de inspanning te werken. Toen alle opgaven waren ingeleverd, kon het jurywerk beginnen: 45 proefvertalingen nakijken en beoordelen in anderhalf uur. Sommige juryleden hadden al gauw net zulke rode wangen als de deelnemers vlak daarvoor.

Gelukkig hadden we in die anderhalf uur nog net wat tijd over om mooie en vooral ook grappige vondsten uit te wisselen. Zo trouwde volgens een vertaler Grieks Helena nogal vaak, aangezien haar ‘zoveelste huwelijk de Grieken voordeel bracht’. Bij een Latijnse vertaler was de vocativus nupta pudica in een apostrophe van de verteller een imperativus geworden. Het huwelijksaanzoek ‘Trouw met mij, kuise vrouw!’ spatte van de pagina af, alsof de verteller net als Tarquinius gegrepen was door een oncontroleerbare liefde voor Lucretia. De paradox hostis amans leverde de mooie alliteratie ‘verliefde vijand’ en het huiveringwekkende ‘begerige griezel’ op.

Het viel me in de vertalingen op dat de morfologie van het werkwoord de meeste leerlingen geen problemen had opgeleverd. Ze lieten zich bijvoorbeeld niet van de wijs brengen door de vele e’s en a’s in de regels

Quid faciat? Pugnet? Vincetur femina pugnans.
Clamet? At in dextra, qui vetet, ensis erat.
Effugiat? Positis urgentur pectora palmis.

Keurige dubitativi vonden we in de vertalingen terug, soms zelfs levendig en natuurlijk vertaald als Wat moest ze doen? Vechten? ... Schreeuwen dan? …. Ook het futurum was lang niet iedereen ontgaan.

Om half vijf waren daar de leerlingen weer met hun docenten, allemaal popelend om de uitslag te horen. De wisselbekers zullen dit jaar prijken in de prijzenkasten van het Vossius Gymnasium en het Barlaeusgymnasium, wachtend op de revanche van Ignatius, Cygnus en het Vierde volgend jaar.

Suzanne Adema

Geen opmerkingen:

Een reactie posten