maandag 16 mei 2011

28 juni: verdediging proefschrift Paula Rose

De afgelopen jaren heb ik naast mijn werk als lerares klassieke talen gewerkt aan een proefschrift. Op dinsdag 28 juni aanstaande, om 13.45 uur, zal de verdediging plaatsvinden in de aula van de VU.
Het proefschrift bevat een commentaar op de tekst De cura pro mortuis gerenda van Aurelius Augustinus. Deze tekst, waarschijnlijk geschreven tussen 421 en 424, schreef Augustinus voor zijn collega Paulinus, bisschop van Nola. Het geschrift draait om de vraag of het zin heeft om doden ad sanctos te begraven. In de ogen van veel christenen uit de tijd van Augustinus bood de heilige de overige doden bescherming. Zo liet Paulinus verschillende mensen begraven bij het graf van Felix, een plaatselijke Nolaanse heilige. Op de foto is de natuurstenen overkapping boven het graf van Felix te zien in de huidige situatie in Cimitile, het dorp dat is ontstaan rondom de antieke basilica’s van Nola.
Graf van Felix van Nola
Op het eerste gezicht lijkt De cura pro mortuis gerenda over twee verschillende onderwerpen te gaan. In het eerste gedeelte van De cura pro mortuis gerenda bespreekt Augustinus het onderwerp dat hij heeft aangekondigd. Hij legt uit dat begraven op zich, en ook het begraven ad sanctos, slechts een betrekkelijke waarde heeft. Het is een plicht van medemenselijkheid om doden te begraven, en christenen getuigen van hun geloof in wederopstanding van het lichaam wanneer zij hun doden een goed verzorgde begrafenis geven. Maar begraven is niet noodzakelijk voor de zielenrust van de gestorvene, ook al beweren sommigen van wel, zoals Vergilius in het zesde boek van de Aeneis. Voor Augustinus is de specifieke plaats waar iemand begraven ligt niet zozeer van belang. Wel hecht hij veel waarde aan de rituelen die afzonderlijke gelovigen of de kerk als gemeenschap uitvoert ter nagedachtenis aan de gestorvenen, zoals de voorbede voor de doden. De aanwezigheid van het grafmonument van een martelaar nabij het graf van de geliefde dode kan voor de nabestaanden dienen als geheugensteun.
Halverwege het geschrift lijkt Augustinus over te stappen op een ander onderwerp en vertelt hij een aantal verhalen over dromen waarin doden en levenden verschijnen. In de bestaande literatuur over De cura pro mortuis gerenda lijkt men met deze overstap niet goed raad te weten. De droomverhalen worden beschouwd als uitweiding, de overstap wordt als breuk in de thematiek of als associatief verband gezien. Maar nauwkeurige bestudering van de verhalen in De cura maakt duidelijk dat de droomverhalen een essentiĆ«le rol spelen in Augustinus’ betoog. Dit blijkt niet alleen uit de inhoud van de verhalen, maar ook uit de manier waarop ze worden verteld. Aan de hand van verschillende benaderingen van verhalende teksten, zoals bijvoorbeeld de narratologie, leg ik in mijn proefschrift uit hoe de verteller in De cura zijn narratieve materiaal gebruikt als argument in zijn betoog. Door de volgorde van de gebeurtenissen te veranderen of de climax in een verhaal te verleggen komt het accent te liggen op dat gedeelte van het verhaal dat precies aansluit bij het overkoepelende betoog. Om duidelijk te maken hoe deze verhalen passen binnen het grotere geheel van de betogende tekst heb ik ook gekeken naar de talige middelen die de auteur inzet om zijn betoog structuur en samenhang te geven, zoals woordvolgorde, partikels die de tekststructuur markeren, partikels die iets duidelijk maken over de interactie tussen auteur en lezer, en de afwisseling van tijden en wijzen van het werkwoord.
Deze gecombineerde benadering blijkt het mogelijk te maken om De cura pro mortuis gerenda te interpreteren als een samenhangende tekst met een weldoordachte structuur, waarin een afgeronde boodschap met behulp van een scala aan persuasieve middelen aan de lezer wordt overgedragen. De werkwijze die ik tijdens mijn promotieonderzoek heb gevolgd kan ook nieuw licht werpen op andere passages binnen het werk van Augustinus. Meer in het algemeen biedt deze benadering het voordeel dat begrippen en frasen in een tekst niet als losse elementen worden bestudeerd of zelfs uit hun verband worden gehaald, maar betekenis krijgen in de samenhang van de gehele tekst. Deze leeswijze biedt perspectief op nieuwe interpretaties, ook van teksten die groter en invloedrijker zijn dan De cura pro mortuis gerenda.

Paula Rose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten